Fuchs dystrofie
Het hoornvlies heeft vijf lagen met een totale dikte van ongeveer een halve millimeter. De binnenste laag van het hoornvlies bestaat uit endotheelcellen. Deze zorgen ervoor dat het hoornvlies mooi helder blijft. Dat doen deze cellen met behulp van een soort pompfunctie, waarmee ze vocht uit het hoornvlies kunnen halen. Bij Fuchs dystrofie is de pompfunctie afwijkend vanwege een verminderd aantal endotheelcellen. Het hoornvlies houdt dan meer vocht vast dan normaal, waardoor de gezichtsscherpte vermindert.
De hoornvliesaandoening Fuchs dystrofie staat onder meerdere namen bekend: Fuchs endotheeldystrofie, hoornvliesdystrofie van Fuchs en ziekte van Fuchs.
Bij de meeste mensen verloopt Fuchs dystrofie traag. Als de endotheelcellen niet goed meer functioneren, kunt u last krijgen van:
- strooilichtklachten: u ziet een felle lichtbron zoals koplampen van tegenliggers als meerdere fijne lichtstralen;
- minder goed contrast onderscheiden bij weinig licht;
- wazig zicht, vooral ’s morgens;
- vervormde beelden;
- oogirritatie met pijnlijke blaartjes op het hoornvliesoppervlak.
Dit is een langzaam proces, dat jaren kan duren.
In de loop van ieders leven neemt het aantal endotheelcellen geleidelijk af. Gewoonlijk is er voldoende endotheel om ook op latere leeftijd nog een helder hoornvlies te houden. Dat bij sommige mensen het endotheelverlies versnelt, kan komen door:
- een erfelijke aandoening;
- beschadiging na een eerdere oogoperatie (vooral staaroperaties) of een ongeval;
- infecties van het hoornvlies of de iris.
De aandoening komt meestal aan beide ogen voor. De diagnose wordt vaak gesteld bij vooral vrouwen tussen de vijftig en zestig jaar. Het zicht verslechtert langzaam.
Om vast te stellen of u deze hoornvliesaandoening heeft, kunt u bij de oogarts de volgende onderzoeken verwachten:
- spleetlamp-onderzoek;
- telling van de endotheelcellen met een speciale camera;
- diktemeting van het hoornvlies (corneatopografie).
Deze onderzoeken zijn pijnloos en weinig belastend.
De oogarts heeft verschillende behandelmogelijkheden om deze hoornvliesaandoening aan te pakken:
- oogdruppels: is het hoornvlies een beetje gezwollen, dan kunnen zoutdruppels vocht onttrekken aan het hoornvlies. De zwelling zal afnemen, maar de druppels houden het ziektebeeld niet tegen;
- bandagelenzen: beschadiging of onregelmatigheid van de oppervlakte van het hoornvlies kan pijnklachten geven. Bandagelenzen kunnen (tijdelijk) uitkomst bieden. Dit zijn doorzichtige verbandlensjes die het hoornvlies bedekken, vergelijkbaar met zachte contactlenzen zonder sterkte;
- hoornvliestransplantatie: is in een vergevorderd stadium van de ziekte het gezichtsvermogen (grotendeels) verdwenen, dan is een hoornvliestransplantatie vereist. De oogarts vervangt dan het zieke binnenste laagje van het hoornvlies door een heel dun donorlaagje met gezonde endotheelcellen.
Met een hoornvliestransplantatie zijn de klachten meestal verholpen. Het kan weken tot soms maanden duren, voordat u weer helder kunt zien. Een getransplanteerd hoornvlies gaat gemiddeld vijftien tot twintig jaar mee.
Net als elke operatie, kent ook een hoornvliestransplantatie risico’s. De belangrijkste zijn:
- het binnenste laagje van het hoornvlies blijft niet goed vastzitten. In dat geval moet u opnieuw geopereerd worden (meestal is een nieuwe donor niet nodig);
- de oogdruk is tijdelijk te hoog. Met behulp van oogdruk verlagende medicijnen kan de hoge oogdruk worden behandeld;
- er treedt een infectie op. Dit is gelukkig heel zeldzaam. De infectie wordt behandeld met antibiotica-druppels en eventueel een ziekenhuisopname.
Waarom Spectrum Oogzorg?
Bij ons gaat u naar de optometrist als het kan en naar de oogarts als het moet. Onze optometristen hebben ruime klinische ervaring en staan steeds in contact met de oogarts (direct of online). Wij werken met de modernste diagnostische apparatuur en informatietechnologie. Dit resulteert in snelle toegangstijden, een klantgerichte benadering en geborgde kwaliteit. Mogen we u ook helpen?