Lui oog

Een lui oog ontstaat meestal vóór het achtste jaar. Op deze leeftijd is een lui oog nog te behandelen, omdat het scherp zien nog volop in ontwikkeling is. Hoe eerder een behandeling start, hoe beter de gezichtsscherpte zich kan ontwikkelen.

Heeft uw kind een lui oog, dan merkt u:

• dat uw kind niet goed ziet en dat een bril niet meteen helpt;
• dat uw kind minder diepte ziet en daardoor vaker valt en vaker misgrijpt;
• dat uw kind scheel kijkt.

De belangrijkste oorzaken van een lui oog zijn:

• Uw kind ziet niet scherp met één oog. In dat geval onderdrukken de hersenen de beelden die via dit oog binnenkomen en gaan vooral het goede oog gebruiken. Uiteindelijk kijkt het kind helemaal niet meer met mindere oog. Dit oog ontwikkelt zich daardoor onvoldoende en verleert het zien. Krijgt uw kind daarna pas een bril, dan is het oog intussen ‘lui’ geworden.
• Uw kind kijkt scheel. De ogen staan bij scheelzien niet op hetzelfde punt gericht. Om dubbelzien te voorkomen, lossen de hersenen dat op door één oog niet te gebruiken. Daardoor blijft de ontwikkeling van dit oog achter. Uiteindelijk verleert dit oog het kijken en wordt lui.
• Uw kind heeft een oogziekte zoals een hangend ooglid of aangeboren staar.

De jeugdarts onderzoekt op het consultatiebureau de ogen van uw kind een paar keer. Sla deze controles niet over en vertel het de jeugdarts of huisarts:

• als u denkt dat uw kind slecht ziet;
• als uw kind scheel kijkt;
• als er mensen in uw familie zijn die scheel kijken, een lui oog hebben of die een extra sterke bril hebben.

Hoe eerder een lui ook ontdekt en behandeld wordt, hoe groter de kans dat uw kind weer goed met  het oog leert zien. Vermoedt de jeugdarts of huisarts een lui oog, dan krijgt uw kind een doorverwijzing naar de orthoptist of oogarts.

• Door een pleister over het goede oog te plakken, kan uw kind niet meer dat oog kijken. Zo leren de hersenen het luie oog weer te gebruiken.
• Hoe lang de pleister op moet, hangt af van de leeftijd van uw kind, hoe lang uw kind al een lui oog heeft en hoe slecht het luie oog ziet.
• Soms krijgt uw kind geen pleister, maar oogdruppels in het goede oog. Dat gebeurt bijvoorbeeld als uw kind de pleister steeds van het oog trekt. Deze druppels vergroten de pupil, wat het zicht wazig maakt. Ook op die manier leert het luie oog goed te zien.
• Wordt het luie oog veroorzaakt doordat één oog niet scherp ziet, dan krijgt uw kind ook een bril.

Om zo min mogelijk tijd te verliezen, start de behandeling na de diagnose meteen.

• Hoe jonger uw kind is bij de ontdekking van een lui oog, hoe beter dat oog weer kan leren zien. Op jonge leeftijd hoeft het goede oog niet meer dan een paar uur per dag tijdens een paar maanden afgeplakt te worden.
• Soms moet het goede oog meerdere jaren worden afgeplakt.
• Afplakken heeft meestal geen zin meer, als u kind acht jaar of ouder is. Uw kind houdt dan een lui oog.

Als een lui oog te laat of niet behandeld is op jonge leeftijd, heeft u daar later nog steeds last van. Een beperkt zicht kan veel invloed hebben op het dagelijks leven. Zo kan het gevolgen hebben voor het halen van een rijbewijs. Om te mogen autorijden, worden eisen gesteld aan uw gezichtsscherpte en gezichtsveld.